De eikenprocessierups

Informatie en tips

De rupsen van de eikenprocessievlinder komen tevoorschijn in de maanden mei, juni en juli en verpoppen zich tot vlinder vanaf eind juni tot in september.

De overlast bestaat uit gezondheidsklachten die ontstaan door de brandharen van de rups. Na contact met brandharen kunnen klachten ontstaan zoals jeuk en irritatie van de huid, de ogen en de luchtwegen. De brandharen bevatten weerhaakjes en dringen huid, ogen en luchtwegen binnen. Bovendien bevatten de haren een eiwit dat het lichaam binnendringt. Als reactie maakt het lichaam een stof aan waarvan de gezondheidseffecten lijken op een allergische reactie. Die reacties verschillen sterk van persoon tot persoon.

Ook honden kunnen door het happen in afgevallen rupsennesten of snuffelen in besmette bermen, ernstig letsel aan mondslijmvlies krijgen.

Belangrijk is dat contact met rupsen en nesten zoveel mogelijk wordt vermeden. Dat geldt ook voor rupsrestanten en nesten uit vorige jaren. Oude brandharen blijven tot acht jaar lang hun schadelijke werking behouden.

Monotone beplanting van met name diverse eikensoorten zorgt voor onvoldoende natuurlijke vijanden van de rups.

Eikenbomen met eikenprocessierupsen zijn te herkennen aan de specifieke nesten: dichte spinsels van vervellinghuidjes, uitwerpselen en brandharen.

Bestrijding van de eikenprocessierups

De herkenning van de rupsen, eitjes en vlinders is niet eenvoudig. Vanuit de Flora en Faunawet is het verboden beschermde vlindersoorten te bestrijden. Bij chemische of biologische bestrijding worden alle andere vlindersoorten ook vernietigd. Doe dit beslist niet!

Het waarnemen van de aanwezigheid van eikenprocessierupsen vereist specialistische kennis. Inspecteurs zijn getraind in het herkennen van nesten. U kunt de gemeente Groningen hiervoor benaderen.

De beste bestrijding van de eikenprocessierups is uw tuin leefbaarder te maken voor verschillende vogels, vleermuizen, insekten, weekdieren, amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren.

Hiertoe kunnen wallen of heggen worden aangelegd van hulst, liguster, zuurbesstruik, laurierkers, beuk, meidoorn, buxus, haagbeuk, bottelroos, vlier, krent, hondsroos en taxus.

Winterkoninkje en roodborstje maken graag hun nest in een houtril en als de houtril voldoende hoog is ook merels en zanglijsters. Onderin kunnen met dikkere houtstukken grotere kamers gemaakt worden voor o.a. egels. Ook salamanders en padden zullen zich hier thuis voelen.

Houtwallen en houtsingels bestaan ook vaak uit een combinatie van els, es, wilg, berk, lijsterbes en ander inheems plantmateriaal als meidoorn, kardinaalsmuts, kornoelje, vuilboom, veldesdoorn, hulst, gelderse roos, sleedoorn, wegedoorn en hazelaar.

Veel gewone tuinvogels zoals de spreeuw, mussen, koolmees, pimpelmees, boomklever, boomkruiper, roodborst, winterkoning en zwaluw eten rupsen en vlinders.

Op geschikte plekken zou het daarom goed zijn om oude bomen niet te snel te ruimen. De gaten en spleten in deze bomen bieden een uitstekende nestgelegenheid aan vogels.

Voldoende nestgelegenheid verschilt per vogelsoort. Soms zijn nestkasten een (tijdelijke) oplossing. Maar veel andere vogels stellen andere eisen aan een nestplaats. Een klimop of een kamperfoelie tegen een boom kan al voldoende zijn om de winterkoning, roodborst of merel een mooi plekje te geven om te broeden. Een paar dichte struiken, een meidoorn die bescherming biedt voor verschillende soorten vogels of een dichte vlier, kunnen hiervoor uitstekend worden gebruikt.

Bloemrijke kruidenvegetatie

Er zijn vele soorten sluipwespen waarvan een groot aantal soorten parasiteert op andere insecten, rupsen of vlinders. Voor sluipwespen zijn vooral vlinder– en schermbloemige kruiden aantrekkelijk. Sluipwespen zijn over het algemeen heel nuttige insecten. De larven van de sluipwespen zijn parasitair in o.a. plaaginsecten. Loopkevers zijn carnivoor en voeden zich met larven, slakjes, oorwormen en insecten. De grote poppenrover is een natuurlijke vijand van de eikenprocessierups. Helaas is deze loopkever in Nederland zeldzaam geworden maar kan mogelijk worden terug gebracht. Kortschildkevers zijn een grote groep kevers die met hun sterk verkorte schilden wat lijken op oorwormen. Deze kevers zijn felle jagers en voeden zich met o.a. larven, slakjes en wormen. Wantsen hebben een zuigsnuit en leven van het uitzuigen van planten, zaden en andere insecten o.a. de eikenprocessierups.

Een meer gevarieerde natuurlijke leefomgeving geeft een betere schuilgelegenheid voor deze natuurlijke vijanden.

Slootkanten en bermen zijn zeer geschikt om een gevarieerde bloemrijke rand te vormen. Door een brede bloeistrook worden veel insecten waaronder sluipwespen en sluipvliegen aangetrokken.